Wel of geen politiek getinte Zuidelijke Rekenkamer? Te veel of te weinig instituut? Scherpt het bestaan van een Zuidelijke Rekenkamer de controle van het beleid door Provinciale Staten juist aan of slaat de organisatie de Staten dit wapen juist uit handen? Deze thema’s kwamen woensdag 13 oktober 2010 in het Van Abbemuseum in Eindhoven aan de orde tijdens het conferentie Terugblikken op de toekomst. Ook heeft de rekenkamer een boekje uitgegeven onder dezelfde naam. Met deze bijeenkomst stond de organisatie stil staan bij haar eerste lustrum.
Over het terugblikken ontfermde de voorzitter van de Zuidelijke Rekenkamer(ZR) Leo Markensteijn zich. Hij schilderde een trage groei naar volwassenheid. ‘Van een klein bureau dat zoekend zijn weg zocht in het bestuurlijk landschap tot een zelfbewuste onderzoeksorganisatie met status en gezag.’
Nu er een stevig bouwwerk staat gelooft Markensteyn dat de rekenkamer klaar is voor een nieuwe stap. ‘We zijn niet uit op heftige discussies in Provinciale Staten, maar het zou goed zijn als we onze onderzoeken wat meer vertalen van het wat naar het hoe. Daar is nog een wereld te winnen. We hebben de afgelopen jaren vooral gefocust op rechtmatigheid en doelmatigheid. Maar doelmatig zijn zonder dat je doeltreffend bent is het meest troosteloze wat er bestaat.’
De eerste inleider, voormalig Tweede Kamerlid en burgemeester van Eindhoven Rob van Gijzel, wees op de spagaat waarin instellingen als rekenkamers in het bestaande koortsige politiek klimaat vaak verkeren. ‘Aan de ene kant heerst er bij bestuurders altijd de angst dat er koppen gaan rollen vanwege een onderzoek, maar als de conclusies onvoldoende hard zijn deugt het weer niet voor de buitenwereld.’ Ook Van Gijzel pleitte voor de ‘trendwijziging’ waar de voorzitter van de Zuidelijke Rekenkamer van repte. ‘ Wat stoppen we erin, wat krijgen we er voor terug? Wat zijn de maatschappelijke effecten van het beleid wat we voeren? Ik zou het aardig vinden als we die richting uitgaan. Niet in de verwijtende, maar lerende sfeer. Je moet als bestuurder natuurlijk wel wat kritiek kunnen verdragen, maar we doen het om onze systemen beter te maken.’ De burgemeester van Eindhoven is er voorstander van om het instrumentarium van de rekenkamers nog eens tegen het licht te houden. ‘Dat is nodig als we het instituut rekenkamer willen inbedden in ons gewoon bestuurlijk bestaan.’
Ondernemende overheid
Ex-commissaris van de Koningin in Zuid Holland Joan Leemhuis-Stout was zelf het kind van de rekening toen haar college van GS zich in de jaren negentig vergaloppeerde aan de Ceteco-affaire. Als ‘ondernemende overheid’ was de provincie de markt opgegaan en fors gaan beleggen. Toen Ceteco failliet ging betekende dit een enorme schadepost voor Zuid-Holland. Hoewel Leemhuis-Stout in GS zelf tegen de constructie stemde, gooide ze toch de handdoek in de ring toen uitkwam hoe fout het allemaal was gelopen. ‘Ik ben niet opgestapt door de druk van de pers noch vanwege de aangetoonde hiaten in het bestuur. Maar ik voelde me verantwoordelijk. Niet schuldig, wel verantwoordelijk.’ De oud provinciebestuurder gelooft dat uit de affaire van toen lessen voor nu te trekken zijn. ‘De groeiende roep om perfectie en volmaaktheid kunnen we nooit beantwoorden want politiek en bestuur blijven mensenwerk. Daar komt bij dat er volgens mij geen lering getrokken is uit het gebeurde. Kijk maar naar Ice Save. De overheid heeft maar een kort geheugen, het kan zomaar weer voor komen.’ Volgens Leemhuis-Stout kan de rekenkamer hier een contragewicht vormen. ‘Zeker als het gaat om dingen die samenhangen met de bedrijfscultuur. De eenvoudige aanwezigheid van een rekenkamer heeft al een preventief
effect. Wat mij betreft krijgen ze er nog een functie bij: die van early warning system dat voorsignalen aan de provincie afgeeft wanneer er beleid vernieuwd wordt.’
Zij riep de in het museum aanwezige Statenleden op om niet al hun kaarten op de rekenkamer te zetten als het op de controle van het bestuur aankomt, hoe gemakkelijk dat soms ook is bij de aanwezigheid van een gedegen onderzoeksinstituut waar je min of meer vrij over kunt beschikken. ‘Zorg dat je als Provinciale Staten te allen tijde blijft functioneren als toezichthoudend apparaat. Dat is de essentie van je werk als volksvertegenwoordiger. En doe niet geheimzinnig als zich incidenten voordoen.’
Sociale wetgeving
De volgende spreker, Flip Buurmeijer, zat in 1994 als PvdA-kamerlid de commissie voor die het functioneren van de sociale wetgeving in ons land onder de loep nam. Een uitgelezen mogelijkheid voor een politicus om zich te profileren. Of juist niet? ‘Als je zelf onderzoek doet weet je eigenlijk niet waar je aan begint. Je merkt snel dat je deskundigheid mist. Daar zijn je opvattingen te politiek voor. Je hebt daarom experts van buiten nodig. Hoe richt ik mijn onderzoek in? Dat moet vooraf goed worden beredeneerd.’ Buurmeijer kwam er indertijd snel achter dat de dagelijkse dynamiek van de Haagse politiek zich op een aantal onderdelen niet verdraagt met de doorgaans trage tred van de onderzoeker. ‘Daarom is rust van groot belang. Je moet niet meteen de hete adem van buiten op je onderzoek hebben, niet op één kompas varen en de reflex onderdrukken om er gelijk iets van te vinden. Je moet jezelf de vraag stellen: wat kom ik nu tegen? En niet werken vanuit vooroordelen, maar vanuit hypothesen.’
Voor zijn gehoor van onderzoekers, bestuurders en politici had hij nog enkele tips in petto ‘Bezint eer ge begint als je onderzoek gaat doen, maar schroom niet het te doen. En als je onderzoekt, toon dan lef. Ga niet te snel meebuigen met de eigen politieke achterban want dan nek je het onderzoek op voorhand’.
Actuele kwesties
Het slotakkoord van het conferentie was voor de partijen die het meest te maken krijgen met de ZR: de Statenleden, gedeputeerden en ambtenaren uit de provincies Noord-Brabant en Limburg. In duo-interviews werden twee van hen telkens bevraagd over de issues van de middag. Of Statenleden hun eigen taak niet ontlopen door over bepaalde onderwerpen constant advies te vragen aan de rekenkamer in plaats van zelf de kat de bel aan te binden, wilde een van de aanwezigen in de zaal weten. Nee, betoogde Margriet van Tulder, het Limburgse Statenlid dat deel uitmaakt van de Programmaraad van de ZR. ‘We merken toch vaak dat we er de vinger onvoldoende achter krijgen bij ambtenaren. Dat is niet zo vreemd, want in principe werken zij voor GS. Als er niet voldoende inzicht is op moeilijke en ingewikkelde kwesties moet je de hulp van anderen inroepen. Bij ons is dat de ZR. Ik vind wel dat we ze niet alleen moeten inschakelen als het om prangende en actuele kwesties gaat. Want juist dan is de beladenheid het grootst en komt de schuldvraag het snelst om de hoek.’
De Brabantse commissaris van de Koningin Wim van de Donk vond dat de ZR zich vooral moet blijven richten op het checken van de doelmatigheid en rechtmatigheid van beleid. ‘Die zijn namelijk objectief te meten. Bij doeltreffendheid ligt dat veel moeilijker, want dat is toch vaak een politiek gekleurd vraagstuk. Een rekenkamer onderzoekt meestal de vraag: deden we de dingen goed. De vraag: deden we de goede dingen hoort thuis bij de beleidsevaluatie. De ZR moet voorzichtig zijn om zich op dat terrein te bewegen. Daar zit vaak een waardeoordeel aan vast. Ik vind niet dat het die kant op moet. Het zou de reputatie van de ZR aantasten. Schoenmaker, blijf bij je leest.’